Inloggen / Registreren
Bel ons op +32 9 381 85 00

ZO PLAATS JE OVERSPANNINGSBEVEILIGING CORRECT IN DE WONING - 8 TIPS

1. Overspanningsbeveiliging plaats je na de verliesstroomschakelaar

Overspanningsbeveiliging wordt aan het begin van de elektrische installatie geplaatst. In een huishoudelijke installatie staat er voorop een verliesstroomschakelaar. Het AREI laat niet toe dat er apparatuur geplaatst wordt stroomopwaarts deze verzegelde verliesstroomschakelaar. Overspanningsbeveiliging wordt dus onmiddellijk na de verliesstroomschakelaar geplaatst.

2. Welk type overspanningsbeveiliging moet ik plaatsen?

Er bestaan 3 ‘soorten’ overspanningsafleiders voor de laagspanningsinstallatie. Zij worden gecatalogeerd als Type 1, Type 2 en Type 3. Er bestaan ook gecombineerde afleiders Type 1+Type 2(+Type3).

Een Type 1 afleider wordt geplaatst in een elektrische installatie waar er een risico bestaat op krachtige stootstromen ten gevolge van een directe blikseminslag i.e. een woning met een opvanginrichting op het dak of een woning dat via een luchtlijn wordt gevoed. Een Type 2 afleider beschermt tegen overspanningen door verwijderde bliksemslag & schakelhandelingen. Beschikt uw woning niet over een opvanginstallatie of is zij niet ondergronds gevoed, dan is een Type 2 afleider de juiste keuze. Een Combiafleider Type 1+ Type 2 combineert beide en biedt bescherming tegen alle overspanningen, zowel deze veroorzaakt door schakelhandelingen als verwijderde blikseminslag, als deze afkomstig uit directe bliksemstromen.

Een Type 3 afleider is een fijnbeveiliging die bij de contactdoos of dicht bij de eindapparatuur wordt geplaatst. Een Type 3 afleider is aanbevolen wanneer gevoelige apparatuur zich op meer dan 10 m van een beveiligd verdeelbord bevindt.

3. MOET EEN OVERSPANNINGSAFLEIDER VOORGEZEKERD WORDEN?

Net zoals alle apparatuur moet ook een overspanningsafleider voorbeveiligd worden zodat deze bij een defect of overbelasting tijdig van het net gekoppeld wordt zonder schade te berokkenen aan de elektrische installatie. De overspanningsafleider DEHNguard is uiteraard ontworpen om tegen een (stroom)stootje te kunnen waardoor voorzekeren pas vereist is indien de nominale stroom >125A. Een huishoudelijke installatie is in regel veel lager afgezekerd en in dat geval is er dus geen bijkomende beveiliging nodig in de afleiderkring naar DEHNguard overspanningsafleider. Dit bespaart ruimte in het verdeelbord en maakt een korte aansluiting mogelijk (zie puntje 4).

Weet dat DEHN voor industriële verdeelborden met een hoger ampèrage (> 125A) aangepaste overspanningsafleiders biedt die ook voorzekeringsvrij kunnen geplaatst worden (zie DEHNguard ACI familie).

4. ZORG VOOR EEN KORTE AANSLUITBEKABELING

Overspanningen gaan gepaard met krachtige stootstromen die in de aansluitkabel naar de overspanningsafleider een bijkomende spanningsval kunnen veroorzaken. Deze spanningsval kan oplopen tot 1kV per meter en dient bij het beschermingsniveau van de afleider te worden geteld. Een overspanningsafleider met een maximale restspanning van 1,5kV die een met aansluitlengte van 1m wordt bekabeld zal een beschermingsniveau van 2,5kV voor de elektrische installatie bieden. Dit is te hoog en dus te vermijden. Hoe korter de aansluitlengte, hoe beter. De regel adviseert een maximale aansluitlengte van 0,5m. Bekijk dus vooraf goed waar in het verdeelbord je de overspanningsafleider plaatst.



5. SLUIT DE OVERSPANNINGSBEVEILIGING AAN OP DE AARDINGSRAIL IN HET VERDEELBORD

Overspanningsbeveiliging wordt geaard op de aardingslat in het verdeelbord, van waaruit ook de aardingen naar de stopcontacten en andere verbruikers vertrekken. Hiermee garandeer je de kortste aansluitleiding en aldus de beste bescherming (zie ook punt 4).

6. VERGEET NIET OM OOK DE ANDERE AANSLUITINGEN IN DE WONING TE BEVEILIGEN

Een overspanningsbeveiliging op het elektrische net vormt een belangrijke basis in het beveiligingsconcept. Hij biedt een goede bescherming voor elektrische apparatuur die met de netvoeding is verbonden. Maar sommige apparaten zijn ook op andere lijnen, denk aan telefonie of tv-distributie, aangesloten en ook daar kunnen overspanningen optreden. Dus als uw internet, router, computer of flatscreen u lief zijn zorg dan ook voor een overspanningsbeveiliging op deze inkomende  lijnen.

 

7. MET WELKE SECTIE SLUIT IK DE OVERSPANNINGSBEVEILIGING AAN?

De kabelsectie hangt af van de afzekering van het verdeelbord. In onderstaande tabel vind je de minimale te respecteren kabelsecties terug in functie van de afzekering van het verdeelbord.

F1 is de nominale stroom van het verdeelbord.

8. DE OVERSPANNINGSBEVEILIGING IS UITGERUST MET 2 AARDINGSKLEMMEN. WELKE GEBRUIK IK?

Overspanningsbeveiliging van DEHN is voorzien van 2 klemmen voor de aarding. Deze zijn intern doorverbonden. Het maakt dus niet uit op welke van beide klemmen de aardingskabel wordt aangesloten. De dubbele klem is handig omdat in omvangrijke installaties de overspanningsafleider naast de verbinding met de geel/groene beschermingsgeleider ook met het driedimensionale potentiaalvereffeningsnetwerk (zie bliksembeveiligingszoneconcept) kan worden verbonden.

In grotere (metalen) verdeelborden waar de 0,5m regel niet gerespecteerd kan worden (zie punt 5) wordt de 2e klem ook gebruikt om de overspanningsbeveiliging direct te verbinden met het metalen chassis van het verdeelbord.